Een ambtenaar krijgt ontslag omdat hij met de bedrijfscomputer veelduidig pornografische sites heeft bezocht. Hij vecht dit aan omdat de werkgever tekort is geschoten in de begeleiding. Maar de Centrale Raad van Beroep vindt, zelfs als er sprake was van een verminderde toerekenbaarheid bij betrokkene, de aard en ernst van het gepleegde plichtsverzuim zodanig, dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag daaraan niet onevenredig is. Ook de staat van dienst en de zeer ingrijpende gevolgen die deze straf voor betrokkene heeft, geven de Raad onvoldoende aanleiding om tot een andere conclusie te komen.