Een moslima werkte als medewerker huishouding bij een hotel. Na enige tijd gaat zij vanwege haar geloof een hoofddoek dragen. Kort daarna beëindigt het hotel de arbeidsovereenkomst. Volgens de vrouw staat dit in verband met het dragen van de hoofddoek. Het hotel stelt dat de overeenkomst binnen de proeftijd is opgezegd en dat er geen sprake is van ontslag. De werkneemster legt de zaak voor aan het College voor de Rechten van de Mens. Die oordeelt dat het hotel de vrouw is gediscrimineerd door de arbeidsovereenkomst te beëindigen, omdat zij een hoofddoek ging dragen.
Ontslagen wegens hoofddoek
Log in of activeer deze boektitel om verder te lezen.
Om het hele document te lezen moet u eerst inloggen of deze boektitel activeren.