Artikel 29, eerste lid
Iedere individuele werknemer is op grond van artikel 29, eerste lid, Arbeidsomstandighedenwet bevoegd het werk te onderbreken en die onderbreking voort te zetten, indien er naar zijn redelijk oordeel een onmiddellijk en ernstig gevaar bestaat voor personen. Dit gevaar moet zó onmiddellijk zijn dat toezichthouders niet tijdig op kunnen treden. De werknemers moeten de genoemde elementen in de gevaarssituatie (onmiddellijk en ernstig) naar redelijkheid beoordelen.
Het recht op werkonderbreking is een individuele bevoegdheid van de werknemer. Het is dus niet afhankelijk van eensgezindheid onder de werknemers of van een meerderheidsstandpunt.
Aangezien er sprake is van ‘personen’
Log in of activeer deze boektitel om verder te lezen.
Om het hele document te lezen moet u eerst inloggen of deze boektitel activeren.